Richtlijnen

richtlijnen voor kansspelautomaten

De gemeente Wierden liet in 1990 als eerste het onderscheid natte en droge horeca varen en ging in plaats daarvan over tot een onderscheid in hoog- en laagdrempeligheid. Het principe van drempeligheid is gestoeld op de mogelijkheden voor jongeren om een horeca-inrichting te bezoeken. Naarmate een jongere makkelijker een gelegenheid betreedt, wordt een inrichtinglaagdrempeliger. Dit zijn inrichtingen die over het algemeen niet zijn gericht op het nuttigen van alcohol. Dit onderscheid werd door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven vanuit het oogpunt van voorkoming van gokverslaving niet als onredelijk beschouwd.

Na de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven zijn steeds meer gemeenten het principe van hoog- en laagdrempeligheid gaan hanteren. Nog voor de wetswijziging van 2000 hanteerde ongeveer 83% van de gemeenten het onderscheid tussen hoog- en laagdrempeligheid als toetsingscriterium voor het opstellen van kansspelautomaten.

In maart 1994 werd De Commissie Kansspelautomaten (Commissie Nijpels) geïnstalleerd met de opdracht om op korte termijn met voorstellen te komen die de schadelijke (verslavende) werking van kansspelautomaten konden inperken. Na lang onderzoek werd in het eindrapport van deze commissie een aantal concrete aanbevelingen gedaan met betrekking tot de normen voor kansspelautomaten, die het risico op gokverslaving zouden kunnen verkleinen. Daarnaast werd aangeraden om het onderscheid ‘natte’ en ‘droge’ horeca te vervangen door het onderscheid hoog- en laagdrempelig en tevens slechts twee kansspelautomaten per inrichting toe te staan.

Interesse in een gokkast?

Neem contact met ons op voor meer informatie